Ds. H.J. Messelink, Hosea, een vreemde liefde, [2005], 13 Opvallend is hier dat Hosea moet trouwen met zo'n vrouw. Daarmee wordt het accent dus niet gelegd op wat de vrouw dat, maar op wat de man doet! Hij moet liefde geven (vergelijk in Hosea 3:1 de opdrach: bemin!) aan een overspelige vrouw. Daarmee vraagt de Here aan Hosea niets anders dan Hij zelf doet. God laat zijn liefde uitgaan naar een volk dat zich aan andere goeden geeft.
Ds. H.J. Messelink, Hosea, een vreemde liefde, [2005], 28 Hosea 3:1 heeft de uitleggers heel wat hoofdbrekens gekost: het bevel van de Here aan Hosea om opnieuw een vrouw lief te hebben. Over welke vrouw gaat het hier, over Gomer of over een ander? Als het over gomer gaat, waarom wordt haar naam dan niet genoemd? Ondanks het feit dat we niet alle vragen kunnen beantwoorden, ligt het toch voor de hand hier wel aan Gomer te denken. Wan t het is moeilijk denkbaar dat de Here aan Hosea de opdracht geeft de vrouw van een ander te beminnen. Als het over een andere vrouw gaat, zou dat kunnen betekenen dat Gomer in de tussentijd is overleden. Hoe het ook zij, het belangrijkste is, dat de aandacht niet zo zeer uitgaat naar wie die vrouw is van wie Hosea moet gaan houden. Al het licht valt op de aard van de vrouw. Hosea moet nogmaals zijn liefde doen uitgaan naar een vrouw die het met een ander houdt en haar trouwbelofte breekt. Ik kies er niet voor aan een andere vrouw te denken. Want je kunt daarbij de vraag stellen welke boodschap er dan voor Gods volk in zou zitten. Hosea moet dezelfde vrouw, die hem ontrouw is geworden, weer met liefde terugnemen. Blijkbaar ging Gomer voortdurend met andere mannen op stap. Op een dag komt ze helemaal niet meer thuis. Ze is weg. Dan moet Hosea haar achterna gaan, haar ophalen en haar opnieuw beminnen. Dat is de opdracht van God.
, [], Leviticus 19:1; Hosea 3:1; Mark 4:3-8: The Parable of the Sower
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En de HEERE [1]zeide tot mij: Ga wederom henen, bemin een vrouw, die, bemind zijnde van [haar] [2]vriend, nochtans overspel doet; [3]gelijk de HEERE de kinderen Israels bemint, maar zij zien om, naar andere goden, en beminnen de flessen der [4]druiven. 1. Te weten in een gezicht. Vergelijk boven hfdst.1:, hfdst.2:, vs.-1:. 2. Dat is, echte man, gelijk Jer.3:20. Hierdoor heeft God de tien stammen willen afbeelden de liefde, die Hij hun toedroeg en bewees, en daartegen hunne ontrouw en ondankbaarheid, die zij met hun schandelijk geestelijk overspel der afgoderij tegen hem bewezen, gelijk de volgende woorden verklaren. 3. Hebreeuws, naar de liefde des Heeren [met welke Hij liefheeft] enz. gelijk elders. 4. Dat is, wijnflessen; waardoor God hun verwijt de dronkenschap, dien zij pleegden in hunne maaltijden, die zij ter ere der afgoden hielden in alle overdaad, dronkenschap en wellustigheid, naar de wijze der heidenen. Zie onder hfdst.4 vs.18.